Standaard inspectiemethode of Eigen inspectiemethode ?

Inspectie-instellingen die geaccrediteerd zijn of willen worden moeten aan § 7.1.1 en § 7.1.3 van de norm ISO 17020:2012 voldoen. Hier wordt vereist, dat de eisen waartegen de inspectie wordt uitgevoerd omschreven dienen te zijn in procedures of methoden en volledig gedocumenteerd dienen te zijn.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen wat voor de duidelijkheid in de praktijk door de RvA wordt genoemd een “standaard methode “ en een “ eigen methode”. In de norm zelf staat het als volgt omschreven:

Een standaard inspectiemethode is er een die is gepubliceerd, bijvoorbeeld in internationale, regionale of nationale normen, of door gerenommeerde technische organisaties of door samenwerking van verschillende inspectie-instanties of in relevante wetenschappelijke teksten of tijdschriften. Dit betekent dat methoden die op een andere manier zijn ontwikkeld, inclusief door de inspectie-instantie zelf of door de klant, als niet-standaardmethoden worden beschouwd.

Vertaald uit het Engels staat er in § 7.1.1 van de norm ISO 17020:2012:

  • 1e zin : “De inspectie-instelling dient gebruik te maken van methoden en procedures voor inspectie welke zijn vastgelegd in de vereisten waartegen de inspectie zal worden uitgevoerd .” – Hier is de zogenaamde “standaard methode “ bedoeld.
  • 2e zin: “Waar deze niet zijn vastgelegd, dient de inspectie-instelling zelf specifieke methoden en procedures te ontwikkelen (zie § 7.1.3.).”- Hier is de zogenaamde “eigen methode” bedoeld.

Wat wordt bedoeld ?

Met de inspectiemethode die in de 1e zin van § 7.1.1 van ISO 17020:2012 staat – dus de “standaard methode”- , wordt bedoeld dat de vereisten waartegen een inspectie moet worden uitgevoerd in verschillende bronnen vastgelegd kunnen zijn zoals in internationale, regionale of nationale normen, of door gerenommeerde technische organisaties of door samenwerking van verschillende inspectie-instanties of in relevante wetenschappelijke teksten of tijdschriften.

En uitsluitend, als er geen vereisten zijn vastgelegd waartegen geïnspecteerd kan worden (zie de 2e zin van § 7.1.1 van ISO 17020:2012), dan pas mag, maar ook moet er een “eigen methode” door de inspectie-instelling worden ontwikkeld.

  • Standaard methode aanwezig → deze moet gebruikt worden
  • Geen standaard methode aanwezig → er moet een eigen methode worden opgesteld

Dit impliceert omgekeerd:

  • Standaard methode aanwezig → er mag geen eigen methode worden opgesteld
  • Standaard methode komt later beschikbaar → eigen methode mag niet meer gebruikt worden

Wat houdt het in?

De accreditatie door de RvA of BELAC zal zich baseren op de uitgangssituatie voor de aangevraagde scope. Er wordt gekeken of er methodes en procedures in documenten zijn vastgelegd. Dat wil zeggen als er een “standaard inspectiemethode” bestaat, dan wordt tegen de vereisten van deze “standaard inspectiemethode” getoetst en de accreditatie verleend. Een “eigen inspectiemethode “ zal dan door de accreditatie instelling niet geaccepteerd worden.

In situatie waar geen “standaard schema” aanwezig is, moet de inspectie-instelling een eigen inspectiemethode opstellen; de inspectie- instelling dient daarbij conform § 7.1.3 de methodes en procedures die zij gaat toepassen volledig te documenteren. Zij dient aan te tonen, waarom de bepaalde methodes en procedures gekozen zijn en dat deze op de actuele kennisstand van wetenschap en techniek baseren en leiden tot betrouwbare inspectieresultaten.

Wat als standaardmethoden niet voldoen?

Eigenlijk zou men daarvan uit moeten kunnen gaan dat als een “standaard inspectiemethode” in een bepaalde branche of sector is opgesteld en de juiste gezaghebbende organisaties erbij betrokken geweest zijn het schema aan alle vereisten, en weliswaar niet allen de vakinhoudelijke maar ook de aspecten van de ISO 17020:2012 voldoet.

Omdat het beschrijven en documenteren van een inspectiemethode niet eenvoudig is, verlangd de accreditatie-instelling, dat de beheerder/eigenaar van het inspectieschema waarin de inspectiemethode is gedocumenteerd een zogenaamde ‘eigen beoordeling’ uitvoert. Wanneer dit juist is uitgevoerd, wordt het inspectieschema door de accreditatie-instelling opgenomen in haar lijst met geaccepteerde schema’s (in Nederland is dat het document RvA BR010).

Het komt geregeld voor, dat de accreditatie-instelling concepten van standaard inspectieschema’s moet afkeuren, omdat deze niet aan alle vereisten voldoen. In dit soort gevallen moeten inspectie-instellingen dus alsnog een eigen inspectiemethode documenteren en dit zolang als basis voor hun inspecties gebruiken tot er een geaccepteerd standard inspectieschema is.

Er is sprake van een nieuwe situatie:

  • Standaard methode aanwezig, maar niet geaccepteerd door de accreditatie-instelling→ er moet een eigen methode worden opgesteld

Hulp nodig?

Voor diegene die zich voor het eerst geconfronteerd zien met de noodzaak een inspectiemethode vast te leggen bestaat er de mogelijkheid om zich, ongeacht welke branche, bij te laten staan door de 17020-Consultants.

De 17020-Consultants kunnen inspectie-instellingen helpen bij het opstellen van hun “eigen methode”, zodat de inspectie-instelling opereert conform § 7.1.1 en § 7.1.3 van ISO/IEC 17020:2012.

De 17020-Consultants kunnen ook de opstellers van “standaard inspectieschema’s” behulpzaam zijn bij het op een juiste wijze opstellen en documenteren van hun standaard schema conform de eisen van zowel ISO/IEC 17020:2012 als de eisen van de accredtiatie-instelling.

Voor meer informatie kunt u ook de volgende documenten raadplegen:

  • NTA 8813 (Nederlandse Technische Afspraak) “Eisen aan ontwikkeling en beheer van schema’s voor conformiteitsbeoordeling door onafhankelijke schemabeheerders”
  • RvA BR012 “Beleidsregel Evaluatie van conformiteitsbeoordelingsschema’s”
  • RvA T033 “Toelichting op de eisen aan schema’s voor conformiteitsbeoordelingen